maandag 14 april 2025
Aanvang: 19:30 uur
Dienst: Meditatief moment
Voorganger: Jobke Heij
Locatie: De Morgenster
Collectebestemming:
Aan het begin van deze Goede of Stille week zijn er op maandag-, dinsdag- en woensdagavond meditatieve momenten die verzorgd worden door gemeenteleden.
We staan deze avonden stil bij drie volgelingen van Jezus, namelijk Petrus (maandag), Johannes (dinsdag) en Maria van Magdala (woensdag). Zij hebben de lijdensweg van Jezus, de weg naar het kruis, allemaal van nabij meegemaakt, en reageren op verschillende wijze op deze gebeurtenissen.
We lezen gedeeltes uit het Nieuwe Testament over hoe het volgen van Jezus ooit bij hen begon, en over hun rol bij het lijdensverhaal.
Ook wordt een gedeelte uit een psalm gelezen, waarin een thema doorklinkt dat met deze personen verbonden kan worden: Rots (Petrus), Liefde (Johannes) en Genezing (Maria van Magdala).
Peter van Ankeren.
LITURGIE | |
Voorganger: | Jobke Heij |
Organist: | Richard Bos |
Orgelspel
Opening
v: Ik sla mijn ogen op en zie de hoge bergen aan,
g: waar komt mijn hulp vandaan? v: Mijn hulp is van mijn Here,
die dit alles heeft geschapen.
g: Mijn herder zal niet slapen
Zingen: Lied 247: 3
Inleiding op de lezing
Lezing: Psalm 62: 6-9
6Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen,
van hem blijf ik alles verwachten.
7Hij alleen is mijn rots en mijn redding,
mijn burcht, ik zal niet wankelen.
8Bij God is mijn redding en eer,
mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God.
9Vertrouw op hem, mijn volk, te allen tijde,
open voor hem uw hart,
God is onze schuilplaats.
Zingen: Psalm 62: 1 en 4
Lezing: Johannes 1: 35-42
35De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. 36Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ 37De twee leerlingen hoorden wat hij zei en gingen met Jezus mee. 38Jezus draaide zich om, en toen hij zag dat ze hem volgden, zei hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi,’ zeiden zij tegen hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar logeert u?’ 39Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met hem mee en zagen waar hij onderdak had gevonden; het was ongeveer twee uur voor zonsondergang en ze bleven die dag bij hem.
40Een van de twee die gehoord hadden wat Johannes zei en Jezus gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus. 41Vlak daarna kwam hij zijn broer Simon tegen, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), 42en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’).
Zingen: Lied 281: 1-4
Lezing: Johannes 18: 12-18 en 25-27
12De soldaten met hun tribuun en de Joodse gerechtsdienaars grepen Jezus en boeiden hem. 13Ze brachten hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester 14en hij was het die de Joden had voorgehouden: ‘Het is goed dat één man sterft voor het hele volk.’ 15Simon Petrus liep met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, 16maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen. 17Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet,’ zei hij. 18De slaven en de gerechtsdienaars stonden zich te warmen bij een vuur dat ze hadden aangelegd omdat het koud was; ook Petrus ging zich erbij staan warmen.
25Simon Petrus stond zich intussen nog steeds te warmen. ‘Ben jij soms ook een leerling van hem?’ vroegen ze. ‘Nee,’ ontkende Petrus, ‘ik niet.’ 26Maar een van de slaven van de hogepriester, een familielid van de man van wie Petrus het oor had afgeslagen, zei: ‘Maar ik heb toch gezien dat je bij hem was in de olijfgaard?’ 27Weer ontkende Petrus, en meteen kraaide er een haan.
Zingen: Lied 556: 1 en 2
Gebeden, stil gebed en Onze Vader
Zegenbede
v.: De HEER zal ons steeds gadeslaan,
g.: Hij maakt het kwade goed, Hij is het die ons hoedt.
v.: Hij zal ons komen en ons gaan,
wat ons mag wedervaren, in eeuwigheid bewaren.
g.: Amen.
Orgelspel